Ik weet nog hoe lastig het was om een beroepsopleiding te kiezen. Je eindigt met zo’n shortlist aan opties, waarop je geen ‘iene miene mutte’ los wilt laten. Dan ben je blij als je eindelijk die weloverwogen beslissing hebt gemaakt in samenspraak met je studiebegeleider. Heeft de gemiddelde student inderdaad met de juiste motieven vooruit gekeken? In een veranderende arbeidsmarkt en bedrijfsleven is het essentieel dat er in de opleidingen al wordt gekeken of arbeidsvraag en opleidingsaanbod wel stroken, niet alleen vaktechnisch ook qua niveau. Werkgevers vragen voor bepaalde functies tegenwoordig een hoger niveau. Natuurlijk is het belangrijk dat de opleidingskeuze past bij de interesses, maar toekomstperspectief moet wel de alles beslissende rol spelen. Wat heb je aan een studie als het werkloosheid oplevert?
Vooral MBO scholieren worden geconfronteerd met deze problematiek, des te meer in deze crisistijden. Resultaten uit het onderzoek van FNV Jong laten zien dat veel van deze jongeren nog altijd zwichten voor de populaire studies, ondanks de slechte prognoses in de arbeidsmarkt. Om een beeld te schetsen, hieronder een overzicht van de populairste opleidingen die onlangs werd gepubliceerd :
Opleiding |
Kans op werk |
|
Goed Gering Gering Matig Gering Goed Matig Ruim voldoende Gering Matig |
Wanneer ik matig en gering in het rood zet, ziet het overzicht er behoorlijk alarmerend uit. Waar ligt dat dan aan? Slechte studiekeuzebegeleiding? Hebben ouders te weinig zicht op de marktontwikkelingen? Beide, denk ik. Er mag in het aanlooptraject een stuk kritischer gekeken worden naar het individuele opleidingsvraagstuk, zodat ook de studenten zelf kritische vragen gaan stellen tijdens het keuzeproces. Laat ze vooruitkijken naar hun stageplek, hoe eenvoudig wordt het om die te krijgen? Dat zegt genoeg over beschikbaarheid van banen in die richting.
Belet de jeugd voor werkloosheid
Werkloosheid is voor jongeren vervelend, voor de economie net zo. We kunnen natuurlijk de crisis de schuld van alles geven, maar een groot deel wordt simpelweg veroorzaakt door een mismatch. Vraag en aanbod stemmen nauwelijks met elkaar overeen. Van de tien populaire mbo-opleidingen hebben zeven opleidingen uitermate slechte arbeidskansen. Toch schrijven leerlingen zich nog massaal in voor deze opleidingen. Een inschrijfstop vanuit de aanbieders zou logischer zijn, de overheid moet hier betere regels voor opstellen. Bijna 72.000 mbo-leerlingen kozen het afgelopen jaar voor een opleiding waarmee ze minder dan 40 procent kans hebben op een baan.
We moeten dus iets veranderen! Zo wordt bijvoorbeeld voor onderwijsassistent tegenwoordig vaak HBO gevraagd en voor functies in de zorg een minimum van MBO niveau drie. Is een studie van een lager niveau aanbieden dan wel zo handig? Het bedrijfsleven en opleidingen moeten beter op elkaar aansluiten, dus samen sparren over de behoeften in de markt. Misschien moet het hele studierichtingenstelsel wel van meet af aan ingericht worden. Ontwerp een flexibeler stelsel op basis van de ontwikkelingen in de werkgelegenheid. Hierbij hoort aansluitend dat studiekeuzetesten aangepast moeten worden, zodat het mee kan fluctueren met de arbeidsmarkt. Ook de verwachtingen ten opzichte van schaarste en de veranderende criteria van werkgevers worden dan enigszins gemanaged, wel zo eerlijk tegenover de leerlingen. Laat arbeidsrelevantie een leidende rol spelen in het samenstellen van het aanbod van opleidingen en geven van studieadviezen.
Meer praktijk voor MBO-leerlingen
Een flexibel aanbod van opleidingen gerelateerd aan de arbeidskansen biedt veel meer perspectief voor zowel werkgevers als toekomstige werknemers. We moeten het MBO aanbod koppelen het met een leerlingwezenstelsel. Dat betekent minimaal 60% van de opleiding meewerken. Meer bezig zijn in
de praktijk, minder kennis via theoretische methoden vergaren. Zo leren jongeren al vroeg te antiperen op praktijksituaties en bestendig te zijn aan de constante factor ‘verandering’. Met een stapel boeken alleen lukt dat niet. Laat opleidingen starten met schooljaren waarin meewerkstages worden gepland, om vervolgens door te stromen naar leerwerkovereenkomsten. Hierdoor duren opleidingen langer, maar treden leerlingen wel met de nodige rugzak de arbeidsmarkt binnen. Dit geeft een vloeiender verloop van de vergrijzing. Oud leert jong. De oudere generatie kan het werk langzaam afbouwen en gaat met pensioen zonder in grote mate schaarste te veroorzaken. De jongeren kunnen het werk in fases gaan overnemen en hebben daardoor meer kans op werk.
Flexibele inzetbaarheid van personeel bestaat al, doordat veel leraren en leermeesters als zzp’er werken. Zo creëren we bij leerlingen ook hele andere loopbaanverwachtingen. Ze leren omgaan met het tijdelijke karakter van werk. Dit past beter binnen de huidige maatschappij, waarin vaste contracten eerder uitzondering dan regel zijn!
Geef een reactie