Het kabinet, de bonden en werkgevers overleggen al weken over arbeidsmarkthervormingen. In diverse kranten lees ik dat het kabinet in 2013 en 2014 heel wat miljoenen wil extra uittrekken om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Klinkt veelbelovend, maar het maakt wel uit hoe je die miljoenen dan besteedt. Stimuleringsmaatregelen spelen een grote rol in het slagen van nieuwe plannen. Daarnaast is er de (ver)groeiende flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ik krijg vanuit verschillende hoeken de vraag of dat nu op het juiste moment komt. Een simpel ja of nee is een te kortzichtig antwoord. Ook hier geldt, de vorm van flexibele arbeid is bepalend als stimuleren van arbeidskrachten het doel is.
De jeugd van tegenwoordig op de arbeidsmarkt
Een sociaal stelsel is natuurlijk prachtig voor de mensen die het (tijdelijk!) echt nodig hebben. Een groot nadeel van het huidige stelsel in Nederland is het gebrek aan stimulans voor de mensen die gevoelig zijn voor de maatschappelijk makkelijke weg. Uitkeringen zijn vaak net zo hoog als minimumloon. Waarom werken voor hetzelfde bedrag dat je zomaar “cadeau” kunt krijgen? De vergrijzing is flink in gang, wat betekent dat heel wat mensen afvloeien de komende paar jaar. In de tussentijd moeten we wel zorgen dat de jongere generatie over de kennis en praktijkervaring bezit om het werk over te nemen. Ja, de huidige economische stand van zaken is belangrijk, maar laten we er vooral ook voor zorgen dat we met een korte termijn visie niet over een aantal jaar weer in een gat vallen. De jongeren zijn de spenderende en investerende consument van morgen. Stap één op weg naar een oplossing is dus zorgen dat het minimumloon omhoog gaat tot een aantrekkelijke marge boven het bijstandsniveau. Zorg dat ze willen werken en kunnen uitgeven.
Het kabinet wil vooral mbo’ers stimuleren om door te leren en zo hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Daarbij wil men jongeren motiveren een studie te kiezen die afgestemd is op vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Goede zaak. Arbeid en opleiding moeten veel meer geïntegreerd worden. De tijden van ‘pretopleidingen’, zijn niet echt realistisch meer.
De toekomst van flexibiliseren
Waar de jongeren generatie veel mee te maken krijgt, is uitzendwerk. Flexibiliseren kan een positieve ontwikkeling zijn, mits op de juiste manier toegepast. Zorg dat goede mensen binnen een organisatie blijven, daar waar de kennis structureel nodig is. Uitzendkrachten zijn een hele specifieke tak van de flexibele schil. Een uitzendcontract zou puur moeten dienen om tijdelijk werk op te vangen of om geschiktheid te kunnen testen. Waarom dan niet een maximum van 24 maanden aan een uitzendcontract stellen? Langer betekent toch gewoon dat er een structurele behoefte is aan een arbeidskracht op die plek?
Ondernemende arbeidskrachten vinden zelf hun weg wel via detachering of als zzp’er. Hoe krijgen deze mensen echter een eerlijke kans? Momenteel krijgen ze veel te vaak te kampen met oneerlijke concurrentie van werknemers uit de Europese Economische Ruimte (EER) die zich onterecht als zzp presenteren. Net als bijvoorbeeld de tijdelijke contracten, uitzendcontracten en nulurencontracten, gaan inhuurovereenkomsten de zzp’er teveel zonder rechten over de toonbank. Zolang er mazen in de regelgeving zijn, blijft men op de arbeidsmarkt nieuwe manieren vinden om flexibiliteit anders in te zetten dat bedoeld. Een aantal taken voor de overheid dus. Verbied allereerst hele inhuurketens zodat er transparantie is in wie nu wie inhuurt. Pak daarnaast schijnzelfstandigheid van zzp’ers harder aan. Onlangs deden belangenorganisaties een voorstel om de VAR te vervangen voor het ‘Bewijs Van Ondernemersschap‘ (BVO). Gaat dat werken? Geen idee, ligt aan de regels die men eraan verbindt. Het initiatief vind ik een zeer goede ontwikkeling. Misschien stimuleert dit de overheid om voorrang te geven aan de urgentie van de heersende marktomstandigheden voor deze groep ondernemers.
Ik ben erg benieuwd welke ideeën er in de hoofden van mijn lezers verscholen zitten. Deel ze hieronder vooral!
Follow & contact