Wie verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van een arbeider? Als u het aan mij vraagt, zeg ik de leveranciers en de verbruikers van arbeid. Nu klinkt het woord ‘arbeider’ tegenwoordig nogal vies in de oren. Toch is het wel waar het volgens mij om draait. Iemand is en blijft arbeider als u het definieert als ‘leverancier van arbeid’. Of u nu een bestuursfunctie heeft, ondernemer bent of als kantinejuffrouw dienst doet.
De 30- tot 35-jarigen van deze arbeidsgeneratie heeft dat al redelijk begrepen. Ze bevinden zich bij hun derde of vierde werkgever. Ze werken continue aan zichzelf. Enerzijds zoeken zij groei binnen hun eigen kunnen, anderzijds zoeken ze balans tussen werk, privé en de wereld om zich heen. Flexibiliteit, ontwikkelbaarheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) zijn hippe termen tegenwoordig. Ik zie noodzaak om in de Nederlandse arbeidsverhoudingen eens serieus wederzijdse verantwoordelijkheid te pakken.
Een idee:
Een bedrijf verstrekt jonge werknemers bij hun aanvang een hoger salaris. Daar staat tegenover dat zij 115% van de productienorm moeten halen. Ze krijgen daarvoor 115% van het gebruikelijke salaris voor de functie. Als ze ouder worden kunnen ze ervoor kiezen terug te gaan in productienorm en dan dus ook in salaris of misschien wel niet maar dan als leermeester gaan opereren. Uitermate transparant, simpel en eenvoudig.
Maar zien we dit in de toekomst in Nederland gebeuren? Mijn inziens niet zo snel. De oude verzuurde vakbonden kijken toch vooral naar het belang van de oudere leden. Daarnaast is de denkwijze van werkgevers, waarvan er teveel geen ondernemer maar bestuurder zijn, helaas niet genoeg gericht op investeren in de toekomst. Ongetwijfeld begint er weer een discussie over het pensioen; immers blijven we nog te vaak hangen op eindloon of middelloon en dergelijke.
Dus denk ik, dat het tijd is om de managementcontracten boven tafel te halen als middel om personeel te verbinden. Waarom een verbintenis niet voor vijf jaar aangaan met specifieke wederzijdse doelen? Leerdoelen voor de arbeider, groeidoelen voor de werkgever. Bonus bij resultaat. Als het goed is leert hij/zij genoeg om te willen én te kunnen blijven.
Als we in dit land winnen van India en China, gebeurt dat niet omdat we met veel zijn; laat de Chinezen lekker met veel zijn. We winnen omdat we beter zijn. Omdat anderen meer voor ons willen betalen. Omdat wat wij hier leveren fenomenaal is. En jawel, het onderscheidend vermogen daarin is kennis. Niet alleen theoretische kennis van universiteiten en dergelijke. Juist kennis van het vak; het goed kunnen toepassen van kennis. Dat is wat telt.
Graag trek ik de analogie met voetbal. Wij, klein landje, leveren toch maar gewoon heel veel topvoetballers af. Waarom? Omdat we er in investeren, we staan op zaterdag langs de lijn en als onze kleine Marco goed genoeg is dan gaan we ook 5 keer per week trainen. Nu hebben we daar de kleine Sophie en Johan, die zijn ook briljant maar dan met hun hoofd. En wat doen we daar mee? Weinig… Nada…. Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Ja, er zijn rugzakjes voor de underperformers maar waar zijn de rugzakjes voor outperformers? Nergens. Dus, over 30 jaar, als we niet veranderen, zijn we een land van goeie voetballers en zijn we niet meer de innovators, uitvinders, handelaars. En dat veranderen begint vandaag. Werknemers en werkgevers hebben samen een wederzijds doel, de toekomst van onze kinderen veiligstellen…..
Geef een reactie