In de politiek laait de discussie over de toestroom van Midden- en Oost-Europeanen weer op. In een artikel in de Volkskrant las ik over de nieuwe hetze als het gaat om bevolkingsgroepen. Over Polen praat men al langer, echter voelt men zich nu meer en meer beconcurreerd op de arbeidsmarkt. Lang leve de EU. Ook de Bulgaren en Roemenen hebben de weg naar (voor hen) goed betaald werk gevonden dat aansluit op hun vaardigheden en welwillendheid. De weg kruist Nederland. Je kunt het ze niet kwalijk nemen. Menselijk gedrag kiest voor de route die het beste financiële vooruitzicht geeft. De inrichting van werkkapitaal heeft zo z’n schakel met de politiek. Ik vertel u mijn kanttekeningen.
De zorgen om de werkzoekende in ons land is geheel terecht, want dat zijn er vandaag de dag nog wel een aantal. Het is de focus waar ik me behoorlijk kan kan storen. Hebben we dit niet zelf teweeggebracht met ons arbeidsbeleid? Neem nu de regels rondom uitkeringen. Zijn er niet genoeg mensen met een uitkering die werk weigeren omdat het ze niet aanstaat? Volgens minister Kamp van Sociale Zaken is er werk genoeg, maar staan we toe dat werklozen dit niet uitvoeren. Ik citeer vanuit Eenvandaag: “Gemeenten en ook werkgevers moeten er meer aan doen om deze mensen aan het werk te zetten”. En zinnige opmerking lijkt me. Even daar gelaten dat fysieke capaciteiten en scholing een rol moeten spelen.
Mentaliteitsverschil
Nederlanders gaan niet in een koude hal staan voor €8,75, Polen wel. Hetzelfde geldt voor andere handenarbeid. De Oost-Europeanen zijn er vaak kundig in. En dat voor weinig. Helaas, in de huidige economie hebben goede bouwvakkers er ook onder te leiden, dat is eenmaal het spel van concurrentie. Vooral onder de gedetacheerden en zzp’ers. Nu de Bulgaren en Roemen geen werkvergunning meer krijgen, slaan zij gewoon de weg van zelfstandigen in. Het probleem wordt extra aangewakkerd door maatstafverschillen onder de diverse nationaliteiten, die op onze arbeidsmarkt ruimte maken voor een acceptabele prijs-kwaliteitverhouding als het gaat om laaggeschoold arbeid. Zeker in het huidige economische klimaat is zo min mogelijk betalen bijna een sport geworden.
Behoeften en aanbod klikken niet
Voor de toekomst voorzien ook hooggeschoolde branches een probleem. Het aanbod afstuderende ingenieurs bijvoorbeeld is in Nederland te laag. Mogen de Oost-Europeanen dan wel weer te hulp schieten, omdat we ze straks vaktechnisch nodig hebben?
We missen hier volledig de aansluiting tussen wat de behoeften zijn, wat we kunnen en wat de mazen in de regelgeving mogelijk maken voor onder andere de werklozen. Hiertussen ontstaat het gat in de markt dat de arbeidsmigratie aantrekkelijk maakt. Zowel de landelijke als de lokale politiek moet niet wijzen naar de andere landen, maar de interne boel eens op orde krijgen. Regelgeving rondom uitkeringen, werkplicht, bij- en omscholing, beter anticiperen op marktbehoeften, re-integratie trajecten anders inrichten enzovoorts.
Leerplicht
Aan de grondslag moet hier toch wel de leerplicht voor langdurig werklozen staan. En dan hoeven ze wat mij betreft echt niet perse in de schoolbanken. Vooral laaggeschoolden leren vaak beter in de praktijk. Werkleerbanen dus. Een WW-uitkering? Dan verplicht een ‘leerbaan’ aannemen. Een soort stage, maar diepgaander. Aantrekkelijk voor de werkgevers omdat ze tijdens het leertraject niks betalen, maar de mensen wel kunnen opleiden en kneden voor het vak. Het profijt van de werknemer moge duidelijk zijn. Uiteindelijk zicht op een baan. Wellicht valt het zelfs te koppelen met een baangarantie.
Veranderen we niets, zit er weinig anders op dan de consequenties van concurrentie op Europees niveau aanvaarden.
Hebben we een dergelijk probleem niet al eerder gezien? Vlak na de oorlog nodigden we Turken uit voor werk, later wilden we ze niet meer. Wat hebben we hiervan geleerd? Nederland is hypocriet als het gaat om werkgelegenheid. We willen één Europa. Maar nu moet iedereen wel blijven waar die zit…
Tuinen we er weer in? Werkelijk?
Geef een reactie